geen waarde heeft." Deze conclusie is blijkens het getuigenis van een elftal collegae niet juist getrokken en op deze wijze wordteen geneesmiddel, dat waarschijnlijk wel waarde heeft, bij officieel schrijven afgemaakt. De gevolgen hiervan zijn niet licht te tellen. Al was alleen maar het geschokte vertrouwen te noemen, waardoor tal van menschen weer vervallen in de voortdurende angst en ongerustheid, die in zoo hooge mate optreden bij cholera-epidemieën. Om bij dit rapport te blijven, het bevreemde ons, dat Hogewind tot de conclusie kwam, dat de creoline weinig waarde heeft, steunende op de weinige gegevens, die hij heeft en die niets ten nadeele van de creoline bewijzen.

Is het wonder, waar ons dit bevreemdde, dat Groneman, in het bezit van den brief van een hooggeplaast medisch ambtenaar, waarin die de „hoop uitsprak nog te kunnen voorkomen, dat de Bataviasche medici zijn creoline-therapie in de dagbladen zouden afbreken, omdat zij verstoord waren over 't ontijdig publiceeren van den korten inhoud van het eerste verslag van Hogewind" (welken brief ik zelf gelezen heb) is het wonder, zeg ik dat Groneman, voortdurend geprikkeld door hatelijke opmerkingen in plaatselijke bladen te Jokjakarta, in dit rapport iets partijdigs ziet? Ook op anderen heeft het dien indruk gemaakt, des te meer op Groneman!

En Groneman, steeds meer en meer verbitterd door de persoonlijke aanvallen en de weinige sympathie, die zijn zoo goed bedoeld streven ondervindt bij de collegae, moet steeds weer antwoorden en kan zijn wrevel niet bedwingen.

In dat stadium is de medische polemiek over de creoline nu gekomen. Aan wie de schuld? Niet aan Groneman.

Groneman, overtuigd van de groote waarde van zijne creoline-therapie (terecht of ten onrechte laten wij hier geheel in het midden, hij is er in elk geval van overtuigd) moet de dagbladen ter hulp nemen om de menschen te bereiken, om hen erop te wijzen, dat alleen spoedig innemen van een voldoende hoeveelheid creoline hen voor een cholera-