De strijd over de Creoline-therapie

DOOR

OTTO DEGGHLLER.

In het Geneeskundig Tijdschrift voor Ned. Indië, 1910 dl. L. afl. 5 komen twee aanvallen voor op (de creoline-therapie van) Groneman, die mij nopen eerder naar de pen te grijpen dan wel mijn plan was. Het is niet mijne bedoeling ditmaal iets te zeggen over de waarde van de creoline bij cholera asiatica, daarover hoop ik later iets te kunnen mededeelen, als mijne onderzoekingen daaromtrent zijn afgeloopen, nu alleen moet ik iets zeggen over de wijze van bestrijding van Groneman en zijne creoline-therapie.

Steeds stel ik Groneman voorop en zijne creoline-therapie in het tweede gelid, omdat bij de voornaamste bestrijders het persoonlijke karakter steeds op den voorgrond trad.

Toen het rapport van Hogewind verscheen, zooals dat aan de civiel geneesheeren werd rondgezonden (niet zooals het later in het tijdschrift verscheen) en ik dit besprak met een 5-tal collegae ('), was hun eenparig oordeel: „dat is geen bestrijden van de creoline-therapie, dat is een bestrijden van Groneman."

Bij een later schrijven aan Ambtenaren van het B. B. werd door den geneeskundigen dienst „niet meer voldaan aan de talrijke aanvragen om creoline, omdat uit het onderzoek van Hogewind gebleken was, dat de creoline bij cholera

P) Later in Amsterdam leerde ik nog eenige Off. v. Gez. met verlof kennen, die dezelfde opinie omtrent het rapport H. gekregen hadden als de 5 bovenstaande collegae. Zoodat ik een elftal collegae ken, die hetzelfde oordeel hadden. Hunne namen heb ik gedeponeerd bij het Bestuur v/d Bond v. Geneesk. in N. I. te Semarang.