14 39.2 38.5 39.— 39.8
15 39.1 39.— 39.4 39.6
16 38.— 38.2 38.5 37.6
17 37.2 37.8 38.3 38.7
18 37.8 37.7 38.— 38.1
Gedurende deze vijf dagen bleef die bewustelooze toestand bestaan. Eten deed zij, niet hoogstens wat melk drinken. Urineloozing en defaecatie geschiedden onbewust. Op den 18den des middags brak een op mazelen gelijkend uitslag over het g^heele lichaam uit, waarna patiente tot bewustzijn kwam en zich veel beter gevoelde. Den 19den was het uitslag zoo goed als verdwenen en was de temp. 37 37.2 37.7 37.9. Den 20sten gevoelde zij zich nog erg moe. Den 24sten vertelde zij dat zij, niets meer zag; alles was even zwart. Met den oogspiegel onderzocht, was aan het inwendig oog geen of weinig verandering te bespeuren. De plaats der inpuiting was nog steeds dik gezwollen. In overleg met collega Koch werd door dezen, onder chloroformnarcose, na een ruime huidsnede gemaakt te hebben, een matig loszittend stuk necrotisch weefsel, wegende 25 gram, uitgepeld. De wondholte werd met den scherpen lepel gereinigd en met jodoformgaas opgevuld; eenige hechtingen werden aangelegd. In het necrotisch weefsel waren hier en daar nog duidelijk sporen van salvarsan te herkennen. Etter had zich niet gevormd.
De wond is nu genezen. Patiente gevoelt zich niet ziek meer, maar de gezichtsscherpte is en blijft nul. Wel meent zij af en toe iets waar te nemen, maar ik geloof, dat hier veel autosuggestie in het spel is.
De Chinees is nog onder behandeling en ondergaat nu een flinke smeerkuur.
De inlander Tjakraamidjaja begon den 14den te klagen, dat hij zich iet of wat koortsig gevoelde en het zien minder werd, zoodat den 18<ien de gezichtsscherpte op het rechter