NASCHRIFT.

Bij den eersten patiënt zijn de infiltraten der beide inspuitingen nog duidelijk te voelen. De verminderde spanning van het oog, die T—3 was, is onder den invloed van onderhuidsche inspuitingen van jodipin 25°/0 aanmerkelijk verbeterd en de steeds bestaan hebbende ciliaire roodheid is zoo goed als geweken. De spanning is nu T—1.

Bij den tweeden patiënt is na het voortgezet gebruik van jodkali met jodet. hydrargyrici en onderhuidsche inspuitingen van 10 gram jodipin 25% de toestand zeer vooruitgegaan.

De 3de patiënt, de 48 jarige afgekeurde soldaat, kwam 14 dagen geleden terug met belangrijke fluctueerende zwelling op de plaats der inspuiting en klachten over minder goed zien. Terstond werd het absces geopend en vloeide er een groote hoeveelheid etter weg, gevolgd door eene eigroote detritusmassa. De wanden werden met een scherpen lepel afgekrabd, een paar hechtingen aangelegd en de holte met jodoformgaas gevuld. Bij nauwkeurig onderzoek bleek de gezichtsscherpte, die meer dan normaal was op het linker oog, door eene retrobulbaire neuritis verminderd te zijn tot 5/12. De aanvankelijke beterschap na salvarsaninspuiting heeft geen stand gehouden, veeleer is de toestand slechter geworden.

Nog veel droeviger was het verloop bij de 33 jarige patiente, die den 6den Maart werd ingespoten. Den 13den Maart braakte zij des morgens hevig. Zij gevoelde zich zeer ziek, slap en had weinig eetlust.

Temp. 37.8. Des avonds absoluut geen eetlust. De nacht was onrustig. Den volgenden dag verkeerde zij in een verdoofden toestand en gaf geen antwoord op gestelde vragen,