beterschap te bespeuren was, ben ik weer begonnen met sublimaatinspuitingen tot gisteren. Van daag heb ik hem pillen voorgeschreven van Jodhydrargiricus met jodkali. Salvarsan heeft in dit geval hoegenaamd niets ten goede uitgewerkt.
Een ander geval is een 48 jarige afgekeurde soldaat, die sedert jaren lijdende was aan syphilis. Hij werd herhaaldelijk met kwik, zoowel inspuitingen als smeerkuur en inwendig, behandeld. Gebruikte ook veel jodkali. Hij heeft rechts eene neuritis syphilitica en had vroeger bovendien trochlearisparalyse. Visus L. O. = 5/8 R. O. = 1/60.
Den 16den Februari werd neutrale 0,6 salvarsanemulsie tusschen de schouderbladen ingespoten. Na de inspuiting betrekkelijk veel pijn op en om de plaats der inspuiting. Geen verhooging van temperatuur, geen koortsig gevoel, alleen iet of wat beklemming op de borst. Hij eet en slaapt goed. De plaats der inspuiting was den volgenden dag wat gevoelig bij druk, geen belangrijke zwelling; alleen wat rood en hard. Den 18den beweert hij wat beter te zien: rechts 1/60, links 5/6. Pijn heeft hij niet meer, hij gevoelt zich beter en vertrekt 3 dagen na de inspuiting om gewichtige redenen uit het Gasthuis. Den 8sten Maart teruggekomen, zegt hij, dat zijn gestel na de inspuiting heel wat krachtiger geworden is, hij gevoelt zich opgewekter, was op jacht geweest, had een paar varkens geschoten en was in het minst niet vermoeid. Het depot tusschen de schouderbladen is nog te voelen, doch veel kleiner. Visus linker oog 5/4, rechter oog 2/60.
In dit geval is een gunstige invloed van het Salvarsan niet te loochenen. Het gedeprimeerde gevoel, dat vele luetici hebben, is geweken en de visus verbeterde iets, ofschoon ophthalmoscopisch geen verandering valt waar te nemen.
Een zesde geval is dat van eene 33 jarige patiente, die begin Januari 1910 klachten had over dof zien: VOS 6/6,