belheden, tegen het vlies van Descemet veel aanslag; de iris is op drie plaatsen stevig' vastgegroeid met de voorste lenskapsel, de gezichtszenuw is niet volkomen zuiver, de visus is iets verminderd. Op het linker oog veel ciliaire roodheid, voorste-oogkamerwater troebel, de anders blauwe iris is vuil groenachtig verkleurd. Papil niet aangedaan, de visus vrij goed.
Den 15den Januari 1911 werd 0.6 salvarsan met 10 gram paraff. liq. subcutaan tusschen de schouderbladen ingespoten. De eerste twee uren bemerkte P. niets, toen onaangename pijnen in de bovenrughelft, gaande tot den onderbuik gedurende ongeveer een uur. Daarna van moeheid een paar uren geslapen, waarna hij zich geheel wel gevoelde; slechts geringe pijnen op de inspuitingsplaats. Tegen den avond was de temperatuur 36,8. 's Nachts goed geslapen.
Den volgenden dag 36,7, den daaropvolgenden dag pijnen over het geheele lichaam, trillende ledematen, temp. 37,5, heeft koortsig gevoel, is echter niet bedlegerig. Den derden dag geen pijnen of koorts. De toestand van het linker oog was hoegenaamd niet verbeterd. Veertien dagen na de inspuiting was de plaats der inspuiting nog verhard, iets pijnlijk bij drukking en min of meer rood.
Den llden Februari, dus 29 dagen na de eerste inspuiting, werd in de linker glutaei eene tweede inspuiting van 0,6 salvarsan gegeven. Ditmaal werd eene neutrale massa, bereid volgens het voorschrift van Ehrlich, intramusculair ingespoten. Er volgde weinig reactie, P. gevoelde zich geheel wel, had geen temperatuursverhooging. Twee dagen na de inspuiting zag het linker oog er beter uit, de ciliaire injectie was minder. Natuurlijk was met het gebruik van atropine doorgegaan. Zes dagen na de inspuiting weer meer roodheid van het linker oog; vooral des morgens na het ontwaken was de pupil, die den vorigen avond ad maximum verwijd was, weer nauw en het voorste-oogkamerwater min of meer troebel. Omdat hoegenaamd geen