denkende dat het „historie boecken" waren „maer nader„hant bevonden, het schriften waren, die gepresumeert „worden van 't Papen Eijland Namhaij op de custe van „China gekregen te sijn, connende van de gemeene man niet „gelesen off verstaen worden".
Het „Papeneijland Namhaij" zal identiek zijn met het eiland Haijnan, alwaar Boym werkelijk is verbleven, en van welk eiland hij de flora heeft beschreven.
Het mocht mij niet gelukken in het oud-archief te Batavia gegevens te vinden omtrent het verdere lot van deze „chineesche boecken", maar hun plaats van herkomst, en het feit dat deze geschriften „door de gemeene man niet gelesen off verstaen" konden worden, dat zij dus, behalve in 't chineesch, vermoedelijk in het latijn waren geschreven, doen ernstig denken aan de zoek geraakte schrifturen van pater Boym.
Hoe dit echter ook zij, door de wijze waarop Cleijer het „Specimen Medicinae Sinicae" publiceerde, trad hij in de rij der plagiators, het langvingerige gilde in de letterkundige en wetenschappelijke wereld. Ook de redactie van het „Biographisches Lexikon" van Gurlt en HirsCH betitelt hem, in verband met de uitgave van het „Specimen", als „Plagiator".
In een, zoo mogelijk, nog ongunstiger licht verschijnt Cleijer ons in zijn optreden tegenover Willem ten Rhijne. Mag men veilig aannemen, dat hij destijds te Batavia met behulp van zijn vriend den lateren Gouv. Gen. Cornelis Speelman, ten Rhijne zooveel mogelijk zal hebben tegengewerkt, bepaalde bewijzen evenwel kan ik daar niet voor bijbrengen, maar wel ben ik in staat den lezer te toonen van welke middelen Cleijer zich heeft bediend om ten Rhijne in de wetenschappelijke wereld te benadeelen.
Zooals reeds gezegd, stond Cleijer met meerdere Duitsche geleerden in relatie; behalve met Mentzel, Valentini, Breijn en anderen, correspondeerde hij ook met Dr. Se-