Dit werkje van 76 paginas, klein 8°, is helaas, evenmin als liet zooeven besproken boek van ten Rhijne, bij het schrijven van dit opstel voor mij toegankelijk geweest, zoodat ik mij moet vergenoegen de inhoudsopgave te ontleenen aan de „Historische beschrijving der Reizen" ('s Gravenhage 1749), deel 7, bldz. 186, waar staat aangeteekend dat ten Rhijne in zijn „Schediasma", na een kort bericht zijner reis (in 1673), achtereenvolgens behandelt: de gelegenheid van de Kaap de goede Hoop, de aldaar aanwezige planten en dieren, om ten slotte eene beschrijving te geven van de Hottentotten. Van dit merkwaardige en toenmaals zoo goed als onbekende volk bespreekt hij den lichaamsbouw, ook in vergelijking met dien van andere volken, zijn zeden, gewoonten, godsdienst en geneeskunde, en eindigt hij met de taal der Hottentotten, terwijl hij een lijstje van enkele woorden dier taal als staaltje aan zijn werk toevoegt.

Neemt men in aanmerking den korten tijd door ten Rhijne aan de Kaap doorgebracht (slechts 26 dagen), en daarbij dat^ hij feitelijk de eerste auteur is geweest, die de Kaap de Goede Hoop ea hare inheemsche bevolking uit een natuurhistorisch oogpunt heeft beschreven, dan wordt men bij het naslaan van latere schrijvers over ditzelfde onderwerp, telkens wanneer ten Rhijne wordt aangehaald, getroffen door den scherpen blik en het juiste oordeel waarvan hij in dit zijn werk heeft blijk gegeven.

Tot staving van vorenstaande zal ik, uit meer, hier slechts de geschiedenis van den „tablier" der Hottentotsche vrouwen in herinnering brengen, volgens de „mémoire" omtrent dit onderwerp van de natuuronderzoekers Péron en Lesueur (1805) „een der vreemdste verschijnselen in de physiologie „van het menschelijk geslacht, terwijl de uiteenloopende „opinies der reizigers betreffende dat verschijnsel niet min,,der curieus is".

Zooals thans bekend, verstaat men onder den „tablier" of het „schort" der vrouwen van de Boschjesmannen, en