der verschillende natiën, welke voor de Fransche natie alles behalve gunstig uitviel, een heftige bestrijding van de zijde der geleerde dochter van Charles Patin. Charlotte Catharina Patin nl. schreef tegen ten Rhijne een vertoog, getiteld: „Apologia pro Gallis contra foedam illorum effigiëm a Wilhelmo ten Rhijne depictam", waarbij zij met diepe verontwaardiging te velde trok tegen de door ten Rhijne verkondigde denkbeelden omtrent de Franschen (').

In den „Navorscher", deel VII, bldz. 292, geeft Laboranter (Leupe) een opgave van „Boeken of werken aan de Bewindhebbers der Oost-Indische Compie opgedragen", en wordt daaronder gevonden: „1683 — 23 November — Ter „vergadering gepresenteert sijnde eenige exemplaren van „seecker boeck geintituleert Dissertatio de Arthritide, door „Dr. Willem ten Rhijne, Raed in den Raed van Justitie „tot Batavia gemaeckt, en aan dese vergadering gededuceert; „heeft deselve de voorschreven boecken aengenomen, en „goed gevonden dat daervan, in den brieff naer Indië te „schrijven, in sijn faveur sal worden gewagh gemaeckt".

Welk resultaat dit schrijven „in sijn faveur" voor ten Rhijne heeft gehad, is mij niet bekend.

In de volgorde van publicatie is thans aan de beurt ten Rhijne's „Schediasma de promontorio Bonae Speï, ejusque tractus incolis Hottentottis", verschenen in 1686 te Schafhausen, bezorgd en met korte aanteekeningen voorzien door Henri Screta, geneesheer aldaar (2).

t1) De bekende medicus en oudheidkenner Charles Patin (16331693) had twee dochters, die beiden lid van de academie te Padua waren, nl. Charlotte Catharina en Gabrielle Charlotte (Jöcher „Gelehrten-Lexicon, Leipzig 1751; de Navorscher, deel 12 bldz. 218).

(3) Henri Screta promoveerde te Heidelberg in 1670, en vestigde zich daarna te Schafhausen. Hij schreef „De causis et natura auditionis" en „De febre castrensi maligna". Evenals ten Rhijne behoorde hij tot de chemiatrische school van Sylvius (Biographie médicale, Panckoucke). Een tweede druk van de „Schediasma" van ten Rhijne moet te Basel verschenen zijn in 1716 (Paulitschke „Die Afrika-Literatur", Wien 1882).