der Regeering van 23 Juli 1686 werd ter sprake gebracht het schriftelijk rapport door de opperchirurgijns Wijbrandt Uijlkens en Christiaan Jonck den dag te voren ingediend, omtrent den staat van de drie personen, die aan de kuur van Willekes waren onderworpen geworden, „verklarende „gemelde chirurgijns, hoe dat sij dese lieden in een seer „ellendige en afschouwelijcke gestalte bevonden, en van „gemelde Cureerder verstaan hadden, dat hij geen hope „nogli kans sagh om haar te helpen, maar best oordeelde „daarmede uijt te scheijden." Daarop werd goed gevonden deze lieden weder naar het Leprozenhuis op Purmerend te laten brengen „om daer nae de ordinaire methode neevens andere geholpen te mogen werden." Den 6 Augustus d. a. v. werd aan Jacob Willekes toegestaan naar Malabar terug te keeren.

In 1689 kwam Aegidius Daalmans, de bekende schrijver van „de Nieuw Hervormde Geneeskonst, gebouwd op de gronden van 'tAcidum en Alcali" te Batavia, zijnde hij daarheen gezonden door den Gouverneur van Ceylon, Laurens Pijl, aan wien Daalmans had verklaard, dat hij kans zag de lepralijders op Ceylon te genezen. Te Batavia sprak onze Daalmans echter lang zoo zeker niet, want op de vraag, hem namens Gouv. Gen. Camphuijs gesteld, of hij kans zag de leprozen (op Purmerend) te genezen, liet ik antwoorden, zegt Daalmans op bldz 190 van zijn „Geneeskonst" (4de druk Amsterdam 1703) „dat ik er „goede apparentie toe sag, en dat ik bereid was een preuve „daarvan te doen, mits conditie, so sij niet ter dege na „haren sin, of als het hoort, en wierden genesen, dat mij „dit daarom niet qualijk mochte worden afgenomen, also „ik dusdanige siekte noit onder handen gehad hadde." Overigens moest Daalmans erkennen, dat een lepralijder, die hem ter onderzoek was gegeven, door hem „seer nae (werd) bevonden'" aan die van Colombo, maar, gelukkig voor de reputatie van onzen vriend Daalmans, zag men er