de hand een prijs is uitgeloofd aan dehgene, die een onfeilbaar middel tegen de Lepra wist uitte vinden (,,'t welk zijn beloners buijten die prijs hier rijkelijk vinden sou"), maar tot op het tijdstip, waarop ten Rhijne zijn „Voorreden" schreef (in 't begin van 1686), zonder resultaat, daar alle kuren gewoonlijk daarin bestonden „dat men de „lichamen, bijna sonder onderscheijd, sterk heeft doen pur„geren, sweeten, quijleu, sober eten en uijtmergelen, daar „de lijders dan voor die tijt door schenen gebetert te zijn; „maar soo haast deselve wederom wel gevoed wierden, „was het quaat, door verlies van geesten en kragten ('t welk „de vogtigheden scherper en quaataardiger maakt) gemeenlijk „erger geworden, gelijk wij daarvan verscheijde voorbeelden „hier ter plaatse ervaren hebben. Niet dat ik die maniere „van genesen (immers soo lange daar nbg geen beter of „korter bekent is) so verwerpe, doordien sij dikwijls öf „voor een gedeelte öf wel in het geheel, dog met onderscheid „van personen, tijden en plaatsen, selfs nodig is, maar, „omdat daar nog iets anders vereijscht wordt, als die gemeene „trant, dat is: een bijsonder magtig middel, daar het Hoofd„point van de genesiuge in bestaat".

Toen ten Rhijne zijne „Verhandelinge" schreef, bevond zich juist te Batavia de onderkoopman Jacob Willekes, die van de kust van Malabar ontboden was „tot genesing der „lasarie, waartoe hij gesegt wiert, goede remediën tot Canara „geleert en bekomen te hebben." Er werd in de buurt van Jacatra een plaats voor de kuur naar zijne aanwijzingen te zijner beschikking gesteld, en drie lijders werden voor de behandeling aangewezen. Uit enkele opmerkingen van ten Rhijne in de „Verhandelinge" blijkt, dat Willekes een terrein had geeischt, waar het water zoet was, dat hij bovenal het gebruik van melk aanprees, en dat hij o. a. de gember als diureticum gebruikte. Meerdere bizonderheden van zijn kuur zijn mij niet bekend, maar het resultaat beantwoordde, helaas, geenszins aan de bedoeling, want in de vergadering