connexiën, waaronder in de eerste plaats moet worden genoemd Mr. Pieter van Dam, Advocaat en Raad der Oost Indische Compagnie, te Amsterdam, aan wien hij later zijne „Verhandelinge van de Asiatise Melaatsheid" zou opdragen, waarbij hij Pieter van Dam zijn „Hoog-geëerden Patroon" noemt ('). Blijkbaar miste ten Rhijne de eigenschappen, waarmede Cleijer zoo ruimschoots was bedeeld, om zich in de gunst der machthebbenden te Batavia te dringen, hetgeen, in verband met wat ons van Cleijer's loopbaan bekend is, zeer stellig niet tegen ten Rhijne pleit.
Door deze voorloopige aanstelling tot lid in den Raad van Justitie, welke benoeming later permanent werd (2), kreeg ten Rhijne eene behoorlijke positie en voldoende bestaan te Batavia. Er was in deze benoeming van een medicus tot lid van dit rechtscollege in zooverre niets vreemds, gelegen, omdat het aantal beschikbare rechtsgeleerden meestal niet groot genoeg was den Raad, door aanstelling van juristen alleen, voltallig te houden. Als mannen van academische opleiding vielen medici dan ook destijds meermalen in de termen van benoeming tot eene rechterlijke betrekking; behalve aan Cleijer, die feitelijk boven de wet stond, herinner ik slechts aan Jacobus Bonrius, die advocaat fiscaal van Indië is geweest, en aan Nicolaas Colius, een der eersten, zoo niet de eerste der Nederlandsche doctoren in de medicijnen, die den O. I. Archipel hebben bezocht, en die als „Doctor en Fiskaal" op het schip Mauritius onder den Vice admiraal Jacob Wilkens den 21 December 1599 uit Holland naar Indië is uitgevaren.
(') Te Batavia was ten Rhijne bevriend met Mr. Jacob van Dam, Secretaris van Schepenen, en vermoedelijk familie van Pieter van Dam.
(') In de Resolutie van 24 Augustus 1682 wordt ten Rhijne genoemd „Lid ordinair in den Raad van Justitie", en wordt zijn gage van 90 op 100 gulden per maand gebracht.