Freij, en den boekhouder Adam Hendricxe pen als secretaris. Den 28 Mei 1680 gingen bovengenoemde personen onder zeil naar de Westkust.

Uit het medegaan van Dr. Grimm naar de mijnen mag men concludeeren dat Willem ten Rhijne in deze commissie meer bepaaldelijk moest optreden in zijn functie van lid van den Bergraad. Als zoodanig schijnt hij ter Westkust meeningsverschil te hebben gekregen met Laurens Pit, want onder 1 November 1680 leest men in het Dagregister, dat op dien datum „van Sumatra's Westcust „(kwam) aen te landen t' jaght Rammekens, en daarmede „oock onverwaght den Commandeur Melchior Hurt met „zijn familie benevens noch den docter Willem ten Rhijne „den laesten voorleden Maij met d'Ed. Commissaris Pit „om zijn gewaende ervarentheijt mede derwaerts gegaen, „dogh nu beijde om redenen herwaerts opgesonden wensende". Ook Hurt schijnt het dus bij Pit verkorven te hebben; intusschen is de ongewone en schampere uitval in het Dagregister aan het adres van ten Rhijne, teekenend

patnam iCoromandel) heeft gepractiseerd. Volgens Pagel in het Biograph. Lexicon der hervorragenden Aerzte, zou hij in 1711, als lijfarts van den koning van Zweden, te Stockholm aan de pest zijn overleden.

De geschriften van Grimm hebben voor Oost Indië eene bizondere waarde, ten deele door hun inhoud en voor een ander deel. doordat twee daarvan in dit vroege tijdperk te Batavia het licht zagen.

Hij schreef: „Thesaurus medicus insulae Ceyloniae'; van dit in't Hollandsch geschreven, en in 1677 te Batavia uitgekomen boek, verscheen in 1679 te Amsterdam eene Latijnsche vertaling door zekeren Bartholmeus Fielat, die daarin den naam van Grimm totaal verzweeg, en alles brutaalweg voor eigen wenk deed doorgaan. De verdere geschriften van Grimm zijn: „Compendium medico chymicum'' (Batavia 1679, Augsburg 16841 „Pharmacopoea Indica" (Augsburg 1684), en verder tal van bijdragen iu de „Ephemerides" en in de Kopenhager Acta medico philosophica.-

Zie omtrent de werken van Grimm het Bibliotheek-Verslag van Dr. C. E. Daniels in het Ned. Tijdschr. voor Geneesk. 1907, le Deel, en de Dictionnaire Historique de la Médicine van Dezeimeris (Paris 1834).—