laste van Cleijer kwamen (want dit is nog lang niet zeker!) waren de uitgaven voor de receptuur ten behoeve van 't Hospitaal te Batavia, en die bij de „praeparatie en distillatie" van sommige medicamenten.

Was het wonder, dat zulk een zeldzaam contract de aandacht trok, en dat na verloop van tijd Heeren Zeventien in Nederland, door particuliere berichten uit Indië, ook wel ter zake zullen zijn ingelicht?

Zooveel is zeker, dat de Indische Regeering bij hare Resolutie van 10 April 1682, waarbij Cleijer tot Opperhoofd van 's Compies handel in Japan werd benoemd, en waardoor kwam „te cesseeren het contract der medicijnen tusschen de Compie en hem Dr. Cleijer in den jare 1676 opgerigt", zelf erkende, dat daarover „agter de hand al „vrij wat veel geschreven schijnt te wesen naar het vader„landt" (').

Een voortzetting van het contract met eenig ander gunsteling kwam haar blijkbaar niet geraden voor, reden waarom den 18 April 1682 werd besloten „de Medicinale Winckel deses Casteels weder aan de Compagnie te trekken" (ik cursiveer), en tot Hoofd daarvan te benoemen den Opperchirurgijn Adriaan Strijckersberq „een man van naarstigheijt en bequaamheijt."

„Maar wat aanbelangt d' apotheek in 's Compies hospitaal— „zoo vervolgt dit Besluit—deselve sal bij contract (gelijck „het nu is) verblijven, en door den apotheker Paulus „Meijsner waergenomen werden."

(') Het is zeer waarschijnlijk, dat de verbreking van het contract vóór het einde van den aangeganen tijd (nl. tien jaar), is geschied op aandrang van uit Nederland. Dit mijn vermoeden vind ik bevestigd in de studie over Cleijer van Dr. de Haan, waar deze veronderstelt „dat de Japansche benoeming eenvoudig geschiedde bij wijze van vergoeding der door de beeindiging van dit contract door Cleijer te lijden schade; van daar vermoedelijk ook dat te voren onbekende getal van drie opperhoofden". Cleijer werd nl. benoemd tot „Derde Opperhoofd" van den handel in Japan.