enz, in één woord „alles hetgene generalijck" voor de kantoren (nl. de andere plaatsen) en schepen in geheel Indië benoodigd mocht zijn, aan Cleijer particulier werd gegund, en dat met een winst van 50°/0. Ontving Cleijer dus voor eene waarde van bv. ƒ 100.— uit 's Compies Medicinalen winkel, dan werd hem daarvoor ƒ 150.— in rekening gebracht en moest de compagnie daarvoor aan Cleijer bij zijne leverantie ƒ 225.— terugbetalen.

Het eenige voordeel, dat van de zijde der Compif uit deze combinatie scheen getrokken te worden, vindt men in het Besluit aangeduid door de woorden „als wanneer alle praeparatie en distillatie van het sieckenhuijs, nijt het casteel sullen worden getransporteert"; daarvoor echter zou de compagnie Cleijer van een „bequame plaats en des noodigh een goede wooninge" moeten voorzien. Waarheen dat transport in 1676 heeft plaats gehad, is mij niet bekend, maar bij Resolutie van 13 Juni 1679 werd reeds weer besloten de drogisterije en medicine groote winckel weder te begrijpen op haar oude plaats (in 't kasteel), daar 't opperhooft des soldij-comptoirs in woont, en daar dan den doctor Andries Cleijer met eenen bij den winckel weder zal woonen."

Uit dit en ook uit een nog nader te vermelden Besluit blijkt ten duidelijkste, dat bij het contract van 3 November 1676, onder de vlag van een contract voor de levering van medicijnen aan het Hospitaal te Batavia, het geheele bedrijf van 's Comp'es grooten Medicinalen Winkel, welke inrichting daarbij tijdelijk tot pakhuis werd gedegradeerd, ten particuliere voordeele van Andreas Cleijer, in zijn handen werd gespeeld, terwijl hij desondanks al zijne qualiteiten en inkomsten bleef behouden. Men kreeg daardoor de dwaze vertooning, dat „de Edele Compagnie" van haar eigen dienaar haar eigen medicamenten en instrumenten met een toegift van 50°/o moest terugkoopen.

De eenige onkosten, die bij dit contract misschien ten