kundig gebied toch waarlijk niet de eerste de beste was, worden toegeschreven?
Voor de beantwoording van deze vraag moeten wij onze attentie nader vestigen op den man, wiens naam bereids eenige malen in dit opstel werd genoemd, en die bij ten Rhijne 's komst in Indië eene overwegende positie in de medische maatschappij te Batavia bekleedde. Ik bedoel Andreas Cleijer.
Het lot is ten Rhijne, en de wetenschap, niet gunstig geweest door hem juist Cleijer op zijn weg te plaatsen, want de veronderstelling is zeker niet gewaagd, dat ten Rhijne voor de tropische geneeskunde veel meer zou hebben gepresteerd, indien hij te Batavia als Doctor van het Kasteel en Hoofd der Chirurgie een man had ontmoet, die de wetenschap eerlijk diende, en niet, zooals Cleijer, zijn invloed slechts gebruikte om zelf tot fortuin te geraken en in de wetenschappelijke wereld naam te maken ten koste gedeeltelijk der verdiensten van anderen.
Wie was toch wel Andreas Cleijer?
Voornamelijk aan de hand van Dr. F. de Haan, die eene monographie omtrent Cleijer heeft geschreven ('), kunnen wij het volgende omtrent hem mededeelen:
Andeas Cleijer of Andries Kleijer, zooals wij den naam ook wel geschreven vinden, was geboren te Cassel in Hessen; hij studeerde in de medicijnen, waarbij hij het tot Licentiatus of Doctorandus bracht, en vertrok als soldaat naar Indië. Dr. de Haan teekent hierbij aan, dat dit laatste „niet per se (wil) zeggen, 'dat hij in een berooiden toestand „Europa verliet. Het ligt (zelfs) voor de hand te onderstellen dat Cleijer, toen hij voor Indië teekende als sol„daat, eenige zekerheid had dat hij zijn verband niet zou „behoeven uit te dienen, en dat zijne Indische relaties, die
(') Dr. F. de Haan „Andreas Cleijer' 1903; onder den titel „Uit oude uotarispapieren'' verschenen in het Tijdschrift van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, deel 46.