te raadplegen". In alle geval blijkt uit het voorgaande voldoende, dat ten Rhijne's zending naar Japan een zeer bizonder doel heeft gehad, en dat de vertaler van Kaempfers „Beschrijving van Japan" (1729) verkeerd was ingelicht, waar hij, de „Excerpta ex Observationibus Japonicis" van ten Rhijne (opgenomen in liet werk van Breijnius) besprekende, zegt: „Op den tytel van de bovengemelde Excerpta, werd ten Rhijne verkeerdelijk genoemt: Med. Doctor, Botanicus en Chimicus van den Keijzer van Japan, daar hij niets anders geweest is als Doctor Kaempfer, Geneesheer van de Nederlandsche Factorij en Gezantschap". Dit nu is stellig onjuist, want hoe verdienstelijk Kaempfer ook moge geweest zijn, deze was op zijn eigen verzoek naar Japan geraakt, gewoon als geneesheer van de factorij aldaar, terwijl daarentegen ten Rhijne, zooals we hebben gezien, om bijzondere reden en speciaal op verlangen van den Keizer van Japan daarheen was gezonden, door welke omstandigheid zijne betiteling op de „Excerpta" in een geheel ander licht verschijnt.
Uit welke bron Kaempfer's Vertaler zijn onjuiste mededeeling omtrent ten Rhijne heeft verkregen, zal uit het verdere gedeelte van dit opstel wel nader blijken.
Zooals gemeld, werd ten Rhijne intusschen, na zijn aankomst te Batavia en in afwachting van het vertrek der schepen van daar naar Japan, hetgeen éénmaal 'sjaars, meestal in de maand Juni, plaats had, „bij de anatomie gebruijkt."
Nu was ongeveer één jaar vóór zijn komst te Batavia, aldaar met zekere plechtigheid een cursus in de anatomie geopend. Dienaangaande lezen wij in het „Dagh-Register" onder 23 Maart 1673:
„Des achtermiddaghs is door den doctor anatomicus, „Joannes Terbeeck, alhier ter stede gedaen de eerste oratie „in de nieuw opgereghte anatomie-kamer ten aenhooren „van verscheijde liefhebbers, sijnde hiervan te voren de „navolgende gedruckte notificatie bekent gedaen,