Deze laatste aangelegenheid nu verdient eenige aandacht, want tot dien tijd was voor den dienst van geneesheer bij de factorij der Compagnie op het eilandje Decima steeds eenvoudig een chirurgijn gebruikt, die gewoonlijk elk jaar, evenals het overige weinig talrijke personeel, en het Hoofd der factorij, door een ander werd vervangen. Wat nu was eigenlijk de reden dat de Compagnie een met zorg gekozen Medicinae Doctor als Willem ten Rhijne, naar Japan wilde zenden? Het antwoord op die vraag mocht ik, zooals gezegd, uit de te mijner beschikking zijnde officieele bron niet bekomen, maar gelukkig staat ons in dit geval het betrouwbaar getuigenis ten dienste van een tijdgenoot van ten Rhijne, tevens een man, die uit den aard der door hem bekleede betrekkingen bij de O. I. Compagnie, volkomen op de hoogte was van de dikwijls met zekere geheimzinnigheid omgeven redenen harer handelingen. Ik bedoel Hendrik, Adriaan van Reede tot Drakestein, gewezen Raad extra-ordinair van Ned. Indië, en later Commissaris Generaal der O. I. Compagnie.

In het door van Reede uitgegeven standaardwerk den „Hortus Malabaricus" nl, waaraan door ten Rhijne is medegewerkt, geeft van Reede in eene „praefatio", opgenomen in het 3de deel van dat werk (Amsterdam 1682), kennis van ten Rhijne's aandeel in zijn arbeid, waarbij hij tevens aanteekent, dat deze te voren „op verlangen van den Keizer van Japan, door de O. I. Compagnie wegens zijn buitengewone kunde als geneesheer, naar Japan is gezonden" („qui ob excellentem in Medicina peritiam Imperatoris Japonici postulatu ab Illustri Societate Indica Orientali ad Japonas missus est").

Om welke reden de Japansche Keizer de uitzending van een bekwaam medicus had gewenscht, is mij niet bekend; volgens Prof. Veth in zijn monographie over ^an Reede tot Drakestein, blz 114, was ten Rhijne naar Japan gezonden, omdat de „Keizer gewenscht had hem over zijne gezondheid