enorme sterfte veroorzaakten (').

Vervolgen wij thans de lotgevallen van ten Rhijne na zijn aankomst te Batavia, den blijkt ons uit de reeds genoemde Resolutie der Regeering aldaar, d. d. 13 Maart 1674, dat hij te Batavia lessen heeft gegeven in de anatomie; het verdere gedeelte dier resolutie toch luidt: „En alsoo gemel„den doctor versogt heeft rantsoen en kostgelt te mogen „hebben, dewijll hier bij de anatomie wordt gebruijkt, soo „is goet gevonden hem, gelijck de cooplieden te laten „genieten thien realen en ses kannen wijn ter maant, naar„dien in rangh als coopman van 't schip is overgekomen" (2).

In het „Dagh-Register" van 1674 is onder 21 Januari, den dag van aankomst van ten Rhijne uit Nederland te Batavia, nog aangeteekend, dat de met de schepen ontvangen brieven van de Kamer Amsterdam d. d. 14 April, 29 Mei en 5 Juni 1673, en de generale brieven van Heeren Zeventien d. d. 7 April en 17 Mei 1673 in de „Vaderlandse briefboeken" zijn te vinden. Tot mijn groote spijt was het „briefboek" uit dien tijd in het archief te Batavia echter niet meer aanwezig; dit gemis is zeer te betreuren, want zonder twijfel zouden uit de hierboven vermelde brieven waardevolle gegevens zijn verkregen omtrent de nadere bedoeling van ten Rhijne's zending naar Indië en naar Japan.

Wel zagen wij reeds dat ten Rhijne door de Kamer van Amsterdam was aangenomen „om als Doctor in de medicijnen naar Batavia te gaan" en zich aldaar ter beschikking van de Regeering te stellen, terwijl verder zijne indiensttreding bij de O. I. Compie verband hield met zijn zending als „Medicinae Doctor" naar Japan.

(') Omtrent het distilleeren van zeewater ter bereiding van drinkwater op de schepen der O. I. Compagnie van af 1691 tot 1707 verwijs ik naar de interessante mededeelingen dienaangaande in de historische studie van Dr. Pop.

(5) Dit „rantsoen en kostgeld" kwam dus bij de bezoldiging of „gage" van f 60.— ter maand. Een Reaal had de waarde van 48 stuivers,