beschikte men over het kielhalen, het vallen van de ra, het werken met een ketting aan 'tbeen aan 's Compagnie's gemeene werken, het verzenden naar de Westkust van Sumatra, naar Rosingain, naar Mauritius, of ook naar 't Robbeneiland aan de Kaap; „also (zegt de Graaff) dat sij se op veelderhande maniere konnen temme". Een bizonder contingent voor de soldaten werd geleverd door de vreemdelingen „alderhande Moffen, Poepen, Knoeten, Hanne„kemaijers, en ander groene Kassoepers, die 't gras nog „tussen de tanden steekt, die men dagelijks (te Amsterdam) „bij heele vlugten als rot-ganse uit de Noort-Ooste siet „komen over vliegen", en waarvan een deel „met haar „lederen boksken so smerig en elendig uitsien, dat een „mensch sig moet erbarmen". Vinden deze menschen te Amsterdan geen werk „so sijn sij dan gelukkig dat se van ,,d' een of ander zielverkoper worden in huis gesleept, die „se aan een huur helpt eer sij van de Iuise-vangers of „diefleiders worden aangepakt ende in 't stads werkhuis „worden gebragt". Deze vreemdelingen werden over't geheel later goede militairen, maar, soms uitlandstreken komende, waar besmettelijke ziekten heerschten, en den eersten tijd aan boord en op zee onder levensomstandigheden verkeerende, geheel afwijkende van hun vroegere gewoonten, hielpen zij de ziekte-en sterftecijfers meermalen niet weinig stijgen.
Denkt men zich nu een scheepsbevolking, samengesteld uit bovenvermelde elementen, opgehoopt in de slecht geventileerde ruimten van zeilschepen, die op verre na niet de grootte haalden van de tegenwoordige zeekasteelen, slecht gekleed, en gevoed met scheepskost, welke gewoonlijk wel in voldoende quantiteit werd verstrekt, maar in qualiteit dikwijls veel te wenschen overliet, terwijl het spaarzaam toegedeelde drinkwater bij het vorderen der reis meestal van zeer bedenkelijk gehalte werd, dan kan men begrijpen dat typhus en scorbuut op verscheidene schepen soms