BH
Viel dus ten Rhijne in de geschiedenis der Lepra gedurende zeer langen tijd eene onverdiende vergetelheid teil deel, een nog onbillijker bejegening wedervoer zijn arbeid op natuurhistorisch gebied, waar zijne betrouwbaarheid tot op vrij recenten datum zelfs het onderwerp is geweest eener hoogst onredelijke verdachtmaking.
Waaraan moet deze, deels onverschillige, deels partijdige houding der nakomelingsschap ten opzichte van een man als ten Rhijne worden toegeschreven?
In de volgende regelen zal ik deze vraag trachten te beantwooiden, en zal ik tevens het leven en werken van ten Rhijne, voor zoover de te mijner beschikking staande gegevens het toelaten, schetsen, in de hoop voor ten Rhijne's wetenschappelijke nagedachtenis die belangstelling te wekken als waarop zij mijns inziens ten volle aanspraak mag maken.
Het plan tot dit opstel was bij mij in overweging, toen ik aangenaam werd verrast door een schrijven van Dr. F. de Haan, Lands Archivaris te Batavia, die mijn aandacht vestigde op den laatst uitgekomen antiquariaats-catalogus van de firma Frederik Muller & Co. te Amsterdam, waarin onder No. 2092 een portret van ten Rhijne werd aangeboden met de volgende aanteekening:
,,W. t en Rhijne, Médecin au Cap de Bonne Espérance a la fin du XVlIe siècle. Son portrait par Sturt, aet. 34. Avec quatrain en latin par J. Groenevelt". De toelichting in de aanteekening „Médecin au Cap de Bonne Espérance" is minder gelukkig, want wel heeft ten Rhijne in 1673, toen hij met het schip „Ternate" uit Nederland naar Oost-Indië voer, gedurende ongeveer ééne maand aan de Kaap de Goede Hoop vertoefd, maar na dien is hij nimmermeer aan de Kaap geweest, en is hij, behoudens zijne reis naar Japan, tot aan zijn dood steeds in Nederlandsch-Oost-Indië verbleven.
Het mocht mij gelukken de beeltenis van ten Rhijne te