Maldaresco. Le gaïacol comme moyen de traitement de la lèpre. (Ref. Sem. méd. 1911, p. 33).

Schr. gebruikt guajacol uitwendig en inwendig. Uitwendig wordt drie maal daags met guajacol gepenseeld, waarna meestal wordt verbonden met een gaascompres en watten. Dit werkt zeer gunstig op afstooting van korsten, vermindering van etterige afscheidingen en cicatrisatie van zweren.

Het middel wordt, op deze wijze aangewend, snel geresorbeerd ; het is reeds na 10 minuten in de urine aan te toonen. Bij gebruik van een zuiver praeparaat worden in den regel geen prikkelingsverschijnselen op de huid waargenomen.

Inwendig geeft hij te gelijker tijd pillen van synthetisch bereid gecristalliseerd guajacol van de volgende samenstelling: R. guajacol. cristallis. 5., eucalyptol 2., succ. liq. q.s., m. f. pil. toluisat. no. 50.—

Men laat beginnen met 's morgens en 's avonds 2, stijgt geleidelijk tot 10 pillen daags, laat deze dosis 14 dagen lang gebruiken en onderbreekt dan de medicatie gedurende 5 dagen.

Tweemaal 's weeks krijgen de patienten een bad van 35° C. (waarin 500 gram carbonas sodae is opgelost), gedurende 25 minuten. Bovendien wordt gezorgd voor krachtige voeding.

Deze behandelingswijze geeft volgens schr. uitstekende resultaten.

Ned. ver. voor trop. geneesk. verg. 16 Oct. 1910.

(Ned. tijdschr. v. geneesk. 1910 /, 145).

C. Elders. Over koortsige ziekten op Sumatra. Voordracht, waarin spr. betoogt aan de hand van waarnemingen, dat op Sumatra voorkomen 1° trypanosomlasis, 2° een ziekte, waarvan het virus veel gelijkt op dat van kala-azar, 3° een ziekte, waarvan het virus verwant schijnt met haemoproteus. Voor al deze ziekten is fttoxyl een beter geneesmiddel dan chinine.