heeft twee bezwaren tegen deze diagnose: in de eerste plaats zal men hier toch mogen eischen, dat het verband tusschen genezing en therapie wordt aangetoond. Het tweede bezwaar is van meer gewicht en is het volgende: De Heer Kiewiet de Jonge heeft er eenigermate den nadruk op gelegd, dat bij de punctie een druppel „pus bonem et laudabile" werd geaspireerd, maar etter komt niet in een gurnina voor; een verweekt gumma bevat kaasmassa; uit een jong gumma, dat nog niet verweekt is, zou men cellen kunnen aspireeren, n.1. epitheloide cellen, lymphocyten, leucocyten en plasmacellen, maar de leucocyten daarin zijn ver in de minderheid.
Spreker heeft in Fournier en Kaufmann gezocht, of deze schrijvers pus bonem et laudibile vermelden, als voor te komen in een gumma, maar heeft dit niet kunnen vinden; hij meent daarom, dat de diagnose moet luiden leverabsces.
Dat hier toch genezing zonder operatie is opgetreden, kan men zijns inziens verklaren door aan te nemen, dat de punctienaald een opening in de vaste bindweefsellaag, die vóór de ziektehaard gelegen was, heeft achtergelaten, door welke opening het absces zich heeft kunnen ontledigen.
De Heer Kiewiet de Jonge antwoordt, dat hoewel in het algemeen de eerste opmerking juist is, hij in dit geval met het onderzoek op suiker kon volstaan, omdat de urine reeds herhaaldelijk te voren met negatief resultaat op suiker was onderzocht. Met de tweede opmerking is hij het echter niet eens. De diagnose syphilis werd gesteld op het frappante succes der therapie, en wat het voorkomen van pus betreft, hij herinnert eraan, dat een leverabsces detritusmassa inhoudt en kan zich zeer goed voorstellen, dat men uit een gumma leucocyten aspireert, die volkomen op etter lijken; dat, wat geaspireerd was, was zeer weinig; men bemerkte de aanwezigheid eerst, nadat de naald was doorgespoten.
Spreker blijft bij zijn diagnose.