De mededeelingen zullen in extenso in het tijdschrift verschijnen. De Heer Ouwehand vraagt, hoe groot '/7 cultuur is, waarop wordt geantwoord, dat een scheeve agaragarcultuur wordt gerekend 15 normaal-ösen te bevatten, hetgeen neerkomt op 2 mg. bacillen.

De Heer de Haan meent, dat weging aanbeveling verdient, hetgeen echter volgens den Heer Nijland praktisch niet uitvoerbaar is. De voorzitter wenscht den Heer Nijland geluk met het succes, dat vooral groot is onder de Inlanders, waarvan zich 136 lieten inenten; dit is een teeken van beschaving, meent hij. Hij vraagt of het van buiten af reeds gevraagd werd en of de regeering er zich al mee heeft bemoeid. Hierop wordt geantwoord, dat het eerste nog niet kan; wat de tweede vraag betreft: de Regeering heeft in principe aangenomen, dat de entingen kunnen worden doorgezet.

Op een vraag van den Heer Salm, hoe het vaccin verzonden kan worden, zegt de Heer Nijland, dat hij zich voorstelt, dit te doen in fleschjes van 10 c.c., doch dit plan niet ten uitvoer kan breiigen wegens gebrek aan caoutchouc stoppen, daar geparaffineerde kurken niet voldoen. De Heer de Haan zegt, dat in het geneeskundig laboratorium nog verscheidene caoutchouc stoppen aanwezig zijn, die hij gaarne wil afstaan. De Heer Böamer merkt op, dat in Singapore een Hollandsche caoutchouc fabriek bestaat, die de stoppen leveren kan en meent, dat een proef met ceresin proppen (die ook voor flesschen met H202 worden gebruikt) aanbeveling verdient. Nadat de Heer Knoch nog over ampoules gesproken heeft, die hier te Batavia verkrijgbaar zijn, welk verpakkingsmiddel door den Heer Nijland als ongeschikt wordt beschouwd en een opmerking van dezen, dat zoo noodig te Seinarang en Magelang het vaccin zou kunnen worden bereid, krijgt de Heer Kiewiet de Jonge het woord tot het mededeelen van eenige aardige gevallen uit de praktijk.