de lochia duurden langer dan normaal, er was tuberculose in de familie. Zwangerschap werd ontkend; er had geen coïtus plaats gehad. Spreker werd geroepen voor een uitwendige genitaalbloeding. Bij inwendig onderzoek bleek het kleine bekken opgevuld te zijn met een elastisch aanvoelende, pijnlijke tumor; de baarmoeder was week, in retroflexie. Coïtus werd door beide partijen absoluut ontkend. Een symptomatische therapie had succes, doch nadat patiente toestemming gekregen had van het stilletje gebruik te maken, werd spreker met spoed geroepen; hij vond patiente bewusteloos, in een plas bloed. De gedachte aan een extrauterine graviditeit kwam weer op den voorgrond en hoewel de toestand van patiente niet gunstig was, werd ze naar Tjikinie overgebracht en een laparotomie verricht. Nadat het net was losgemaakt, zag men een groot bloedextravasaat in het kleine bekken, waarin de adnexa gelegen waren; het gelukte niet de morse baarmoeder en het rectum van de tumor los te maken, waarom extirpatie van den uterus geschiedde. Later bekende patiënt 1 X coïtus te hebben uitgeoefend. Patiente verdroeg de operatie goed; 20 dagen daarna verliet patiente genezen Tjikinie. De diagnose bleek te zijn: extrauterine graviditeit; spreker demonstreert het praeparaat en geeft daarna nog eenige beschouwingen.
Zoo bespreekt hij in het kort de vragen, wanneer en hoe men opereeren moet. Wat de eerste vraag betreft, zegt hij, dat velen afwachten en daarmee tevreden zijn; wat de tweede aangaat, geeft spreker de voorkeur aan de laparotomie, hoewel anderen den vaginalen weg verkiezen, omdat deze manier minder ingrijpend is; de genezingsduur is dan echter langer.
De Heer Ouwehand vraagt, waarom met het inwendige onderzoek een paar dagen werd gewacht, waarop de Heer van Buuren antwoordt, dat de diagnose ook zonder dat duidelijk was en bovendien: inwendig onderzoek schaadt.