genas. De linker long vertoont geen afwijkingen meer; is percutorisch en auscultatorisch volkomen gelijk aan de rechter. Spreker vermoedt, dat met de laatste hoestbui het corpus alienum naar buiten gekomen is; zekerheid hieromtrent is er niet, omdat patientje hardnekkig expectoratie weigerde en het sputum steeds inslikte. Röntgendoorlichting, den dag na het verslikken, had geen opheldering gegeven.

Naar aanleiding hiervan deelt de Heer de Haan mede, dat jaren geleden door Dr. Daniels in het Amsterdamsch genootschap een dergelijk geval werd verteld. Een kind, dat buiten had gespeeld, zei bij thuiskomst aan zijn moeder een aartje te hebben ingeslikt; hoewel dit eenige malen werd herhaald, begreep niemand de beteekenis ervan. Jantje kreeg een pneumonie, waarvan hij herstelde, doch bleef hoesten en zag er slecht uit. Op een goeden dag echter kreeg hij een trauma tegen de borst, waarop een groote hoeveelheid etter naar buiten kwam, waarin zich een korenaar bevond. Men begreep toen, wat Jantje met het aartje had bedoeld; waarschijnlijk had het vreemde lichaam een absces gevormd in den bronchiaalwand, waarvan de inhoud na doorbraak in den stroom de korenaar had meegevoerd.

Naar aanleiding van het inslikken van vreemde voorwerpen deelt de Heer de Vlieger mede, dat hij geruimen tijd geleden de Heer van den Vrijhoef assisteerde bij een operatie voor een vermeende appendicitis, en waarbij bleek, dat de oorzaak der ziekteverschijnselen gelegen was in het lemmet van een zakmes, dat patiënt, die psychische afwijkingen vertoonde, ingeslikt had, en dat op het punt stond, den darm te perforeeren.

De Heer Sitsen verhaalt van twee gevallen van corpora aliena; 1° een appendix, waarin een speld was blijven steken (praeparaat in het laboratorium van Prof. Kuhn) en 2° een hagelkorrel in den top van het coecum, gevonden bij eene sectie.

De Heer de Vlieger deelt mede, dat dezer dagen uit het