Den 19den April 1909 kwam hij bij een mandoer aan huis, waar hij bleef logeeren. Den 26sten April 1909 kreeg Sentot, volgens verklaring van dien mandoer, koorts, die s morgens om 8 uur begon om tegen 11 uur 's middags te eindigen en welke verder eiken dag op bijna hetzelfde uur optrad. Gedurende de koortsaanvallen was hij stil en sprak geen woord, doch was overigens gewoon in zijn doen en laten. In de koortsvrije perioden was hij in staat, licht werk te verrichten, als het schoonmaken van het erf.
Op den 28sten April 1909 kreeg hij, gelijk de vorige dagen, weder een koortsaanval en zou hij den vorigen avond tegen den huisbaas, bij wien hij logeerde, gezegd hebben, dat hij naar huis wou gaan, oindat hij veel aan koortsen leed. Na dien dag klapperwater te hebben gedronken, tijdens zijn koorts, zou hij, nog ziek zijnde en zonder reden voor zijn handelwijze op te geven, zijn uitgegaan met medeneming van de arit, welke gebruikt was voor het openen der klappers. Wat er verder gebeurd is, weet hij niet op te geven tot op het oogenblik, toen hij in de gevangenis te Tjilatjap zijnde, weder tot bewustzijn kwam en verklaarde niet te kunnen begrijpen, hoe hij in de gevangenis te recht was gekomen. Wel wist hij te vertellen, dat hij koorts gehad had en gedurende den laatsten aanval een hond met roode haren had gedood.
Volgens verklaring van verschillende getuigen bleek, dat hij op dien dag omstreeks half twee des namiddags in een Europeesche woning was geloopen en daar een ongeveer 2 jarig europeesch kindje, dat zich op dat oogenblik in de open voorgalerij bevond, onverhoeds met een grasmes eenige wonden had toegebracht, terwijl een vrouw (bediende van den heer des huizes) in de onmiddellijke nabijheid van dat kind in de voorgalerij bezig was te vegen. In plaats van na het gebeurde weg te loopen, bleef hij stokstijf staan op de plaats, waar hij het kind vermoord had, geheel geen acht gevende noch op het geschreeuw, noch op al het