gevoelen en aan luin ziekte geen naam weten te geven, gewoonlijk spreken van „koortsen".
Uit dit bovenstaande blijkt dus, dat 't uiterst moeilijk is met eenige zekerheid te bepalen of malaria dikwijls tot krankzinnigheid voert al dan niet.
Van te meer belang is 't daarom de enkele gevallen, waarvan het verband vaststaat, in het kort op te geven.
De Geneesheer-Directeur dezer inrichting, de Heer D. J. Hulshoff Pol had de welwillendheid mij mede te deelen, dat gedurende al de jaren, dat hij aan het krankzinnigenwezen hier te lande verbonden is, hij slechts 2 gevallen gekend heeft, waarbij met zekerheid het verband tusschen de malaria en de psychose kon worden aangetoond.
Het eerste betrof een Europeesch fuselier, welke voor malaria in het hospitaal verpleegd wordende, gedurende een der aanvallen geheel zijn normaal bewustzijn verloor en een superieur aanviel.
Het 2e geval gold een zendeling uit de Bataklanden, die met een amentie in het gesticht werd opgenomen, bovendien bleek aan koorts te lijden en een zeer vergroote milt had. De amentia had een onregelmatig verloop en verdween eerst, toen 't mogelijk was, de malaria geheel te genezen; zoolang dit niet 't geval was, kreeg hij nu en dan nog eens perioden van lichte verwardheid gepaard aan hallucinaties.
Het gering aantal gevallen, waarbij het verband tusschen malaria en psychose vast staat, geeft mij aanleiding het ondervolgende geval te beschrijven.
Op den 9den December 1909 werd in deze inrichting opgenomen de inlander Sentot alias Kramamenawi. Daar de man een moord begaan had, werd hij ons ter observatie toegezonden.
Uit de processtukken bleek, dat beklaagde in zijn dessa gunstig bekend stond en nimmer veroordeeld was of verschijnselen van krankzinnigheid vertoond had. Hij was van zijn dessa naar Tjilatjap gegaan om er werk te zoeken. Bij zijn vertrek uit zijn dessa was hij gezond.