Dat de Christenen in een eenigszins gunstiger conditie verkeeren dan hun Mohamedaansche dessagenooten, is niet geheel te ontkennen. Om die echter zooveel mogelijk te elimineeren, heb ik in dezen staat alleen opgenomen die gevallen, waarin een Javaansche doekoen (niet opgeleide dessa-vroedvrouw) geassisteerd heeft. Indien er onder de Javaansche doekoens Christenen zijn, dan hebben die evenmin eenig begrip van het mechanisme der baring als hunne Mohamedaansche „kontjo's".
Slechts van twee vrouwen en drie kinderen (zie aanteekeningen), die gedurende of onmiddellijk 11a den partus overleden zijn, heb ik overtuigende bewijzen gekregen, dat goed geschoolde hulp een anderen keer aan den loop der zaken had kunnen geven.
STAAT.