rib in de middelste scapulairlijn en een tweede daar beneden ter hoogte van de achtste rib. Door onderzoek met de sonde van deze twee fistels uit, was eene empyeemholte aan te toonen, welke zich naar voren tot de mamillairlijn, naar beneden tot de tiende rib en naar boven tot de tweede rib uitstrekte. Scoliose in de borst- en lendenwervelkolom. Trommelstokvingers. Hart: toonen zwak, actie onregelmatig. Pols: vulling en spanning beneden den norm, frequentie 100-120. Algemeene toestand slecht; patiënt krijgt bij pogingen tot staan of loopen duizelingen en aanvallen van collaps.

Eerste operatie wegens verouderd pleuraempyeem op 3 II 1910. Zooals in schets I is aangegeven, wordt een lap uit de weeke deelen gevormd met de basis dicht bij de wervelkolom; de snede begint dicht bij de wervelkolom ter hoogte van de vierde rib, met omsnijding van de fistel aan deze rib, verloopt langs de vierde rib naar voren, dan in de voorste axillairlijn tot de tiende rib aan den zijwand van de thorax, daarna in de achterste axillairlijn tot de achtste rib en met omsnijding van de fistel langs de achtste rib naar de wervelkolom terug. Subperiostate resectie van een ca. 12 c.M. lang stuk van de IVe, Ve, Vle, Vlle, VUIe, rib op de plaats van den lap. Breede opening der empyeemholte op de plaats der fistelopeningen. Van eene verdere exstirpatie der ca. 2 3 c.M. dikke, „schwieligen" pleura costalis moest met het oog op de slechte hartactie worden afgezien; de pols schommelt steeds tusschen 120 en 140. De zoo gevormde lap der weeke deelen wordt weder op de wond gelegd en de partieele verwijdering der „schwieligen" pleura costalis tot een tweeden ingreep uitgesteld. Ruime drainage der empyeemholte. Het verloop gaat zonder reactie.

Tweede operatie 22—II—1910. Opnieuw openklappen van den bij de eerste operatie gevormden lap. Doorsnijding der „schwieligen" pleura costalis tusschen de beide fistels. Opvallend geringe bloeding. Om den zoo gevormden lap in de holte te kunnen leggen, moet van de IVe, Ve, Vle, Vlle, Vllle, rib