noodzakelijk maakt, te verkiezen is boven de verminkende operatie. Want, zooals Karewski nadrukkelijk zegt, wordt juist door eene tlioraxresectie geen ernstige schade toegebracht aan den lichaamsvorm, terwijl de ergste misvormingen aan thorax en wervelkolom dan optreden, wanneer bij kinderen een empyeem tot genezing komt zonder ribresectie. Over 't algemeen geldt de regel, dat spontane genezing niet te verwachten is en dat deze zieken na korter of langer tijd aan de voortdurende ettering te gronde gaan. De vraag, wanneer bij een pleuraempyeem met fistelvorming de radicale operatie der oude empyeemholte te verrichten is, en wanneer het meest gunstige tijdstip voor deze operatie is gekomen, is moeilijk te beantwoorden; de gemiddelde genezingsduur eener thoracotomie wegens empyeem schommelt tusschen twee en zeven maanden. Hoe later wij tot de tlioraxresectie overgaan, hoe meer de algemeene toestand van den zieke geleden heeft, des te ongunstiger is de kans op een goed resultaat. In het algemeen kan men zeggen: houdt de ettering ondanks goede drainage niet op, blijft ondanks doelmatige maatregelen het volumen der empyeemholte constant, duurt de nabehandeling langer dan een half jaar zonder eenig resultaat, dan moet tot de resectie van de thorax worden overgegaan.

Opvallend in dit geval is nog het ontstaan van trommelstokvingers; of alleen veneuze stuwing daarbij in het spel is of, volgens de nieuwere ideeën, storingen in de funktie der klieren met inwendige secretie een rol spelen, is niet met zekerheid uit te maken.

Uit de ziektegeschiedenis lezen wij: S., inlandsch marechaussee, ongeveer 25 jaar oud, heeft 30 Maart 1909 eene schotverwonding bekomen in linker thorax. Op den 25 Mei 1909 en den 28—IX—1909 werd operatief ingegrepen, waarbij een stuk van de 4e, 7e, en 8e, rib en een deel derscapula werden weggenomen. Na dit ingrijpen bleven aan linker thorax twee empyeemfistels bestaan, een ter hoogte van de vierde