gekeerd is naar den kant, waarheen het praeparaat is uitgestreken,

2°. gesloten lijnen concentrisch aan den omtrek en meestal min of meer verwrongen. Ze komen beide voor in overigens heel goede praeparaten en zijn niet te zien in het volgens K. d. J. gekleurde deel van het praeparaat. Zij zijn dus een bewijs hoe de nieuwe kleurmethode meer details aangeeft, althans wat de roode bloedlichaampjes betreft. De eerste soort is zeker, de tweede vermoedelijk een gevolg van de praeparatie.

Voorts ziet men tal van grootere tropicaringen naar den kant van de bloedcel begrensd door een lijn van donkerder rood dan de rest van de bloedcel. Deze lijn kan direct tegen het protoplasma van den ring aan liggen, maai ook daarvan gescheiden zijn door een smalle zeer licht gekleurde zone. In het laatste geval is zij beter zichtbaar (zie fig 8).

In enkele geïnfecteerde bloedlichamen is het rood van de bloedcel meer verzadigd dan het rood van de omgevende niet-geïnfecteerde bloedlichaampjes. Ik vermoed dat dit een uitdrukking is van dezelfde eigenschap, die in het ongekleurde praeparaat het aanzijn schenkt aan de koperkleurige bloedlichaampjes (brassy bodies).

III. Res umé en epicrise.

Wat hiervoor als nieuw is beschreven, samenvattende met hetgeen daaromtrent reeds bekend is, kunnen we de veranderingen, die door de malariaparasieten in roode bloedlichaampjes worden teweeggebracht, als volgt classificeeren: A. Diffuse resp. gelijkmatige veranderingen in de geïnfecteerde roode bloedcel.

Deze bestaan bij tertiana uit:

1°. vergrooting,

2°. ontkleuring,

46