beide voetruggèri, en op enkele infiltraten verminderd. Pijngewaarwording op beide handen en voetruggen afwezig. Temperatuurzin op handen, benedenarmen, voeten en onderbeenen niet meer voorhanden. De geheele huid daarbij droog en afschilferend. De toename van liet proces blijkt het sterkst uit de toename van het aantal lepromen en lepreuse infiltraten. En niettegenstaande het nastine dus bijna 20 maanden bezig is geweest het benzoylchloride naar de leprabacillen te voeren en daaraan vast te koppelen, om het vet daarvan op te lossen, vond ik op 13 Februari 11. zoowel in het neusslijm, als in het sereuse vocht uit een oorknobbel een overgroote massa zuurvaste leprabacillen.

Het tweede geval was eveneens een teleurstelling voor mij.

De Heer B., thans 59 jaren oud, is in 1906 ziek geworden met pijnen in de linker hand, en eerst behandeld voor syphilis, die hij ook gehad heeft. In 1907 werd de diagnose gesteld op lepra en microscopisch bevestigd. Hij werd daarop behandeld met chaulmoograolie en injecties van nastine B0. Het resultaat was, zooals de toen behandelend geneesheer mij schreef, schitterend. Terwijl hij, toen de behandeling begon, de volgende verschijnselen had: groote vlek op de rechter wang, het rechter oor en de streek er achter, een leproom boven het rechter oog, vlekken op rechter arm en linker hand, atrophie van spieren van de linker hand, hevige neuralgieën van den linker n. ulnaris en een aantal erupties op het lichaam en de extremiteiten, was de toestand, toen ik hem op 5 Febr. 1908 onder behandeling kreeg, de volgende. Op de rechter wang, voor, achter en onder het oor bevindt zich een groote, hyperaemische, niet geïnfiltreerde vlek, waarop tast-, pijn-en temperatuurzin zijn gestoord. Op den rechter voorarm, even boven den handrug, een blauwroode vlek met verminderden pijn-en temperatuurzin. De ulnairzijde van linker hand en voorarm vertoont sterke gevoelsstoornissen. Er bestaat atrophie van de muis van