een vettig ornliulsel bezitten, waardoor de kleurstoffen niet gemakkelijk heendringen. Een dergelijke vettige stof heeft hij geïsoleerd uit zijn streptothrix leproïdes en bevonden, dat deze dezelfde gunstige werking uitoefende als zijne oorspronkelijke cultuur. Deze stof (een neutraal vet) werd door hem nastine genoemd en in het begin in een 5°/0 oplossing in ol. oliv. eenmaal in de 4 a 5 dagen subcutaan ingespoten.

Deze injecties veroorzaakten soms sterke reacties in het lepreuse weefsel, als ontstekingachtige zwelling, verettering en necrose der lepromen, dikwijls gepaard met hevige algemeene verschijnselen en koorts, terwijl zij in andere gevallen volkomen onwerkzaam waren en vele belangrijke verbetering vertoonden.

Behalve klinische verbetering zag hij bij microscopisch onderzoek der lepromen daarin een sterke bacteriolyse optreden.

De oorspronkelijke verklaring voor deze gunstige werking was de volgende.

Ten gevolge van het inspuiten van nastine, dus van het vet, dat de leprabacillen omgeeft, ontstaan in het lichaam antistoffen, die het vet, dat om de leprabacillen zich bevindt, aantasten, oplossen en daardoor maken, dat de thans van hun vetpantser beroofde bacillen ten prooi vallen aan de natuurlijke verweermiddelen van het lichaam. Het vrijkomen en in de circulatie geraken van het eiwit derdoode bacterielichamen zou dan de oorzaak der algemeene verschijnselen zijn.

In het verder verloop zijner proefnemingen kwam hij echter tot een andere opvatting. ')

Bij zijn onderzoekingen om na te gaan, waar dit vetsplitsend ferment in het lichaam ontslaat, vond DecykePascha, dat ten gevolge van de inspuiting van nastine in

*) Lepra. Bibliotheca internationalis Vol. 7 Fase. 3. Zur Theorie und Praxis der immunisierenden Behandlung der Lepra mit Nastin, von Prof. Dr. Deycke.