Het tweede geval was de inl. jongen Nadir No. 914, die 12 April onder behandeling kwam.
Voor ongeveer 2'/2 maand had hij pokken gehad. Nadat de pokken genezen waren en de korsten afgevallen, begon het linker oog ontstoken te worden, gepaard gaande niet veel pijnen en lichtschuwheid. Het geheele lichaam en aangezicht zitten vol litteekens. Het bindvlies is normaal.
In het midden van het hoornvlies, eenigszins naar binnen, zit een groote ronde zweer. Het hoornvliesweefsel is daar gezwollen, uitpuilend. In den omtrek van de zweer is het hoornvliesweefsel dof grijs en boven buiten zit onder het opgeheven bekleedsel veel etter. De omtrek van het hoornvlies is ook niet helder en het bekleedsel zanderig. Van den benedenkant uit loopt een bundel fijne vaatjes naar de zweer toe. De regenboog is ontstoken, echter geen spoor etter in de voorste oogkamer. Er bestaat omhoornvliesroodheid.
In den beginne werd geregeld atropine ingedroppeld en een verband met jodoformzalf aangelegd. De toestand veranderde weinig, totdat perulenicetzalf werd gebruikt. Al spoedig reinigde zich de zweer, de etter onder het bekleedsel verdween en gaandeweg vormde zich een vrij dun litteeken. Er bestaan enkele vergroeiingen van regenboog met voorste lenskapsel.
Het derde geval was het inlandsche meisje Odid No. 1070. Zij kwam 9 Mei onder behandeling. De moeder vertelde, dat het kind voor l'/2 maand gedurende een maand pokken had gehad in nogal hevige mate. Een week na genezing begon het kind pijnen op het rechter oog te krijgen, gepaard gaande met lichtschuwheid. Het gezicht zit vol met nog vrij versche, rose gekleurde poklitteekens. Het rechter neusgat is zeer vernauwd door litteekens van daar ter plaatse gezeten hebbende pokken.
In het midden van het rechter hoornvlies zit een zeer groote zweer, bedekt met een dikken bundel bloedvaten; beneden is in het hoornvliesweefsel een groote hoeveelheid