tijd drie gevallen waar te nemen bij kinderen van ongeveer 7 jaren.
Den 29sten Maart van dit jaar kwam het inlandsche meisje Sawangsih No. 817 op de polikliniek van het Koningin Wilhelmina Gasthuis voor Ooglijders.
De moeder vertelde, dat het kind twee maanden geleden gedurende een maand pokken had gehad en niet geneeskundig was behandeld.
Een week ongeveer na het herstel der pokken kreeg het kind eene aandoening op het linker oog. Het kind had veel pijnen en was zeer lichtschuw. Het geheele lichaam zit vol poklitteekens, vooral het aangezicht. Op de huid der oogleden zijn er slechts eenige.
Bij onderzoek blijkt, dat het linker oog sterk traant. Het bindvlies is niet ziek. In het midden van het hoornvlies bevindt zich een groote zweer met een middellijn van ongeveer 6 m.m. De hobbelige grond is bedekt met etter en onder het bekleedsel van de randen zit veel etter.
Het hoornvliesweefsel is iets gezwollen, met zanderig bekleedsel. Eene wazige troebelheid van het hoornvliesweefsel strekt zich tot eenige millimeters ver van af de randen in het weefsel uit. De regenboog is ontstoken, pupil nauw, maar geen spoor etter in de voorste oogkamer.
Na herhaalde atropine-indroppeling, waardoor de pupil niet voldoende wijd wordt, wordt gele zalf en verband toegepast.
Het gevolg hiervan was, dat de zweer zich niet vergrootte en de zwelling er om heen iets minder werd. Als afwisseling werd jodoform- en xeroformzalf gebruikt en eindelijk overgegaan tot het inbrengen van perulenicet in den bindvlieszak met verband. Perulenicet is eene verbinding van lenicet (acetas aluminizalf) met perubalsem. De uitslag was verrassend. De wondranden begonnen zich te reinigen en na een paar weken was de zweer met een litteeken genezen.