de strafmutaties komt dit nooit voor. Daardoor was slechts de strafoplegger verantwoordelijk voor de opgelegde straffen en was er geen krijgsraad, die de feiten onderzocht. Wellicht was reeds dan vroeger de ontoerekenbaarheid of althans de minder-toerekenbaarheid van R. gebleken. Hij werd door mij voor de geneeskundige commissie gebracht, die in hare zitting van 19 Januari 1910 hem afkeurde voor de verdere waarneming van den militairen dienst, zoowel in als buiten Europa.

Of de commissie den man er een dienst mede deed, met hem af te keuren, blijft nog een vraag. Zeker behoort hij in een leger, waar discipline heerscht en waar gehoorzaamd moet worden, niet thuis, maar ook in de burgermaatschappij zal hij zich moeten schikken en kon hij nog wel eens met den strafrechter kennis maken.

Magelcftig, Januari 1910.