genomen, dan was R. den 3den October niet krankzinning. Doch gedurende de maanden Juni, Juli en Augustus, den tijd doorgebracht in de blokzaal, was zijn toestand van dien aard, dat hij toen wel in een krankzinnigengesticht kon worden opgenomen.

Thans, December 1909, en zoo was R. bijna op 3 October jl., zou men niet van krankzinnigheid moeten spreken, want opname in een gesticht is thans niet noodzakelijk. Verstaat men echter onder krankzinnigheid, de toestand, waarin iemand verkeert, wiens geestvermogens ziek zijn en zich niet in normalen toestand bevinden, dan zou R. wel krankzinnig genoemd mogen worden.

Het hangt er dus van af, hoever zich het begrip uitstrekt. Ik ben dus van het idee, dat R. thans niet krankzinng is, maar het wel geweest is. Dat wij aan een simulant, aan welke mogelijkheid de geneesheer te Lawang wel, naar het mij voorkomt, gedacht heeft, moeten denken, is bij mij geheel buitengesloten. Wat zou R. er aan hebben, om zich zoo voor te doen. Hij protesteert zelf heftig tegen dit denkbeeld. Hij herinnert zich absoluut alles, wat voorgevallen is, doch absoluut niets, van wat is gebeurd gedurende zijn .verblijftijd in de blokzaal, staat verwonderd te kijken, als ik hem zijn eigen geschreven brief laat zien, waarvan hij den inhoud niet herkent.

M. i. is R. altijd slecht beoordeeld geworden. Hij is een lijder en iemand met zieke hersenen, en alle of althans de meeste straffen waren voorkomen, als zijn ziektetoestand eerder was opgevallen.

Zien we van midden 1905 tot op heden, dus een tijdsruimte van 4'/2 jaar na, dan blijkt, dat hij in dien tijd 292 dagen door straf van zijn vrijheid is beroofd geweest; voegen we daar nog aan toe 372 dagen hospitaal, dus te zamen 664 dagen, dan is hij bijna 2 jaren gebonden geweest, zonder dat hij kon gaan, waarheen hij wilde, ongeacht 2 keer de proeftijd van de klas.