2e. het feit, dat experimenteel niet is aangetoond, dat voor eene infectie met cholera-bacillen, zooals die bij menschen geschiedt, door de entingen immuniteit wordt veroorzaakt.
Dit laatste punt verdient nadere toelichting.
Experimenteel staat vast, dat door cholera-entingen specifieke antistoffen in liet bloed van menschen ontstaan; verder, dat dieren, met name cavia's, door dergelijke entingen ongevoelig worden tegen eene, voor die dieren werkzame, infectie. Deze modus van infectie is echter eene geheel andere dan die, welke bij met cholera besmette menschen wordt waargenomen. Terwijl een mensch wordt geïnfecteerd van uit het darmkanaal, vindt de infectie bij proefdieren plaats van uit de peritoneaalholte. Wél is het mogelijk, om cavia's ook van uit den darm met cholera te besmetten, doch daarbij moet men deze dieren onder omstandigheden brengen, die zóó ingrijpend zijn, dat men aan op dergelijke wijze genomen proeven niet veel waarde kan hechten.
R. Koch is de eerste geweest, die heeft aangetoond, dat men bij cavia's doodelijk verloopende cholera-infecties van uit den darm kan veroorzaken, indien men bij die dieren eerst het maagsap neutraliseert door 5 cM3 van eene 5 °/0 soda-oplossing, en daarna de darmperistaltiek opheft door eene intraperitoneale injectie van 1 c.c. tinct. opii per 300 Gr. lichaamsgewicht van het dier. Geeft men nu, aan op die wijze behandelde cavia's, per os eene groote hoeveelheid levende cholera-bacillen, nl. 5 cM3 van eene 24 uur oude bouillonkultuur, dan sterven de beesten onder verschijnselen van cholera.
Pfeiffer, Wassermann en Sobernheim hebben nu nagegaan, of geïmmuniseerde cavia's voor eene infectie van uit het darmkanaal al dan niet gevoelig zijn. Bij hun proeven bleek het, dat zoowel geïmmuniseerde als niet-geïmmuniseerde dieren aan eene infectie per os te gronde gaan, dat dus bij die wijze van infecteeren van eene immuniteit niets blijkt.
40