Wij meenen echter, dat deze kleine verschillen geen gewicht in de schaal leggen. Zoowel door kleine onvermijdelijke fouten bij het maken der verdunningen als bij de beoordeeling, die toch een subjectieve is, en slechts naar schatting in waardeteekens kan worden uitgedrukt, als ook, doordat het aantal bacteriën, in de suspensie aanwezig, natuurlijk niet steeds even groot is, kunnen dergelijke kleine verschillen ontstaan.
Van vier stammen,*N4, Ne, DW en M3 vinden wij den titer hoogsr dan van de andere en dus ook hooger dan van den stam, die voor de immunisatie gebruikt werd (DWz). De stammen N4, N6 en M3 voldeden in hunne cultuureigenschappen geheel aan de eischen en stemden daarin volkomen overeen met DWZ.
Alleen DW week in zijn verhouding tot verschillende suikers af.
Voor DW zouden wij aan een analogie met de paratyphusstammen, die soms hooger geagglutineerd worden door een typhusserum dan een echte typhusstam, kunnen denken. Voor de drie andere gaat dit niet op. Het meest geneigd ben ik hier te denken aan gemakkelijker agglutineerbaarheid van deze stammen, een verschijnsel, dat, zooals reeds boven gezegd is, ook bij typhusstammen voorkomt.
Ten slotte X4 en CB8. Deze werden beide duidelijk minder geagglutineerd. CBS, een Bataviastam, die zich door zijn cultuureigenschappen niet van de andere stammen onderscheidde, werd zelfs zeer weinig geïnfluenceerd (1 op 100 duidelijk, 1 op 250 nog even waarneembaar).
Wel was reeds opgevallen (pg. 577), dat CB8 ook door de patiëntensera minder werd beïnvloed dan andere stammen, doch dit resultaat, een zoo groot verschil bij een specifiek serum, had ik niet verwacht. Een herhaling der agglutinatieproef gaf geen andere uitkomst.
Het lag voor de hand, te denken aan minder gemakkelijke agglutineerbaarheid van deze twee stammen, maar een