doel was, de immuniseering nog voort te zetten, doch ik wilde het resultaat der injecties reeds nu nagaan, grootendeels om, wanneer bij de volgende injecties het dier mocht bezwijken, toch een, zij het dan waarschijnlijk niet hoog, agglutineerend serum te hebben, om daarmede de verschillende stammen te kunnen onderzoeken.
Alle hier geïsoleerde stammen, evenals DE en CB8 van Batavia, werden nagegaan. De stam Kruse (instituut Kral) kwam door de spontaan-agglutinatie niet meer in aanmerking. Bovendien werden als controle gebruikt twee colistammen (K, en coli), een typhusstam (Tg), een paratyphus A (PTa), een paratyphus B (PTb) en drie willekeurige, nog niet nader gedefinieerde organismen, die tijdens het onderzoek uit dysenteriefaeces waren geïsoleerd, doch zeker geen dysenteriebacillen zijn n. 1. Sp5 (doet o. a. melk stollen) Bd5 en Bdu (beide sterk bewegelijk). Verscheidene dagen waren natuurlijk hiermede gemoeid. Aan dit serum werd '/2°/0 carbol toegevoegd en verder werd het door paraffine, telkens na het gebruik, van de lucht afgesloten.
Tabel V geeft het resultaat. De verschillende organismen werden niet onderzocht in de volgorde, waarin zij in de Tabel op elkaar volgen, doch daarin voor het gemakkelijke overzicht zoo gerangschikt.
In deze Tabel zien wij naast DWZ, die door zijn eigen serum nog duidelijk werd geagglutineerd bij een verdunning van 1 op 1000, bij 1 op 1500 nog slechts even waarneembaar, een zestal stammen (M, M,, X,, M2, X3 en X5), die in denzelfden graad door dit serum werden beïnvloed en wat verder in de Tabel een drietal stammen (X2, DE en Bl10), die tot 1 op 1000 nog duidelijk, maar bij 1 op 1500 niet waarneembaar meer werden geagglutineerd. Verder zien wij, dat van deze negen stammen er twee (M en X,) bij 1 op 1000 iets sterker werden geïnfluenceerd (aangeduid met ±) dan de andere zeven (aangeduid met +).