verdere verloop in sterke verdunning positief wordt. Hiervan geeft het volgende een voorbeeld.
Patiënt was sedert 9 Juni 1908 onder behandeling van een der particuliere geneesheeren te Batavia. Hij koortste remitteerend. 16 Juni werd in het laboratorium de reactie van Widal gedaan met negatieven uitslag. 23 Juni kwam patiënt in het hospitaal. Dienzelfden dag werd de proef herhaald, doch thans met het resultaat, dat zij in eene verdunning van 1: 1000 positief was.
Complicaties. Van complicaties is niet zoo heel veel gezien. De meest voorgekomene is darmbloeding, die viermaal is waargenomen; twee dezer lijders zijn overleden. Darmperforatie met secundaire peritonitis is in twee gevallen voorgekomen, die beide zijn gesuccombeerd. Deze cijfers zijn beslist hoog. Volgens Curschmann ') komt darmbloeding, „wenn man nicht jede Blutspur mitrechnet" in 4-6°/0 der gevalien voor. Het hoogste cijfer geeft Liebermeister met 7,3°/0. Vier darmbloedingen van beteekenis op 49 gevallen zou een percentage geven van 8°/0, dus nog iets meer dan het hoogste in de literatuur voorkomende cijfer. Hetzelfde geldt voor de perforatie, waarvan Curschmann zegt, dat zij in 't ongunstigste geval bij niet meer dan 3% van alle gevallen wordt aangetroffen, terwijl Osler een statistiek van J. A. Scott citeert, die over 9713 gevallen loopt, en waarin perforatie met 3,6% voorkomt.
De verklaring van dat veelvuldig voorkomen van darmbloedingen en perforaties is naar mijne overtuiging dezelfde als die voor het buitengewoon hooge cijfer der recidieven. Zij moet m. i. gezocht worden in de onvoldoende verpleging in de militaire hospitalen. Ik acht het niet noodig, hierop nader in te gaan; ieder, die weet hoe de verplegingsdienst er is ingericht, zal moeten toestemmen, dat deze op de zalen zeer veel te wenschen overlaat, en het ligt voor de hand,
1) 1. c.