enkelen casus in meerderen of minderen graad positief was. In liet bedoelde geval met negatieve Widal werd de reactie in het verloop der ziekte vier maal verricht, telkens met volkomen negatief resultaat. De diagnose staat Vast: patiënt overleed, en bij de sectie werden typische veranderingen in darmen, mesenteriaalklieren en milt aangetroffen, terwijl ten overvloede typhusbacillen uit de milt werden gekweekt. Het verloop der ziekte was zeer abnormaal, gelijk uit de bijgevoegde temperatuurcurve (n°. 18) kan blijken.

De reactie werd steeds gedaan met levende bacillen en volgens de mikroskopische methode: soms werd tegelijkertijd volgens Ficker gewerkt of ook wel een makroskopische reactie met levende bacteriën gedaan, doch dit gebeurde

alleen bij uitzondering.

Uit den aard der zaak is ons standpunt in zake de proef van Widal in den loop der jaren veranderd. Hoewel wij een positief resultaat altijd alleen als symptoom en niet als pathognosticum hebben opgevat, zijn wij toch langzamerhand gaan leereh inzien, dat alleen een vrij belangrijke agglutinatie een verschijnsel van diagnostische beteekenis is, en dat agglutinatie van den typhusbacil in geringe verdunning zoo dikwijls voorkomt en bij zooveel toestanden wordt aangetroffen, die met typhus absoluut niets te maken hebben, dat zij voor den klinikus zonder waarde is. De mededeelingen in de literatuur, waarin het sainenbakken van drie bacteriën reeds als pleitend voor typhus werd opgevat, werden in onze practijk zoo dikwijls gelogenstraft, dat wij daarop niet eens meer letten. De ervaring heeft ons geleerd, dat de diagnostische waarde der proef van Widal bij een enkel onderzoek eerst begint als binnen twee uur totale mikroskopische agglutinatie optreedt bij een verdunning van minstens 1: 50. Hoe hooger de agglutinatietiter is, des te grooter is haar diagnostische waarde. De grootste beteekenis heeft zij evenwel, wanneer zij in den aanvang der ziekte negatief of zwak was en in het