uiteenloopen. Dit blijkt al uit de reeds besproken curven 1—7; het volgende doet nog sterker uitkomen, dat er eigenlijk geen normaalcurve te construeeren is.

Een typische continua als tweede stadium is een uitzondering; nog veel zeldzamer is het, dat dit stadium juist in de tweede week valt en een week duurt. Zelfs wanneer men het met het stellen van den eisch voor het aannemen van een febris continua niet al te nauw neemt, en men rekent hier ook nog die gevallen bij, waarbij het dagmaximum iets meer dan een graad van het minimum verschilt, zoodat men eigenlijk reeds van een lichte reniittens zou moeten spreken, zelfs dan wordt het klassieke tweede stadium lang niet altijd aangetroffen. De twee eenige gevallen, waarin feitelijk van een tijdperk met een typisch stadium continuüm kan worden gesproken, zijn weergegeven in curven Nos. 5 en 3. In N°. 5 begint het echter te vroeg en bovendien duurt het beslist abnormaal lang. In curve 3 duurt de continua resp. subcontinua minstens 12 dagen; bovendien is er hier zulk een abnormaal koortsverloop aan voorafgegaan, dat men in 't geheel niet van een typische koorts-

kromme kan spreken.

Gevallen, zooals dat van curve N°. 1 komen meer voor. Men ziet daarbij in de tweede week geen continua, maar een lichte remittens. Iets dergelijks geeft b.v. curve N°. 8 in de tweede en derde week (dit is ook voor het verdere verloop een dikwijls voorkomend type). Men ziet in dit geval in de tweede en derde week nu eens continue, dan weer licht remitteerende koorts. Een hiermee overeenkomend geval is curve N°. 9, waarbij echter de aanvang der ziekte niet bekend is, zoodat niet kan worden aangegeven, in welke weken het bedoelde stadium valt. Ook curve N . 10 geeft iets dergelijks; ik wil er echter even de aandacht op vestigen, dat deze curve in haar verder verloop zeer van de beide vorige verschilt: men vindt bij N°. 10 namelijk een typisch stadium hecticum, dat bij N°. 9 geheel