geheele ziekte, die een volle maand duurde, een bijna zuiver intermitteerend karakter droeg.

Dan komen er drie gevallen, die van af den vierden dag zijn geobserveerd. Geen van drieën vertoont meer iets van den typischen koortsgang der eerste week. Eén ervan, (curve N°. 5), is echter in haar verder verloop zoo volkomen normaal, dat men mag veronderstellen, dat ook de aanvang typisch zal geweest zijn. De beide anderen verliepen minder karakteristiek, zooals uit de curven (Nos. 6 en 7) blijkt.

Al is ook ons aantal waarnemingen van typhus in de eerste week zeer gering, toch volgt er even zeker uit, dat de klassieke „Fieberanstieg" in onze gewesten voorkomt, als dat deze kan ontbreken. Wat regel is, kan echter uit mijne weinige observaties niet worden afgeleid. Van particuliere geneesheeren, die uit den aard der zaak dit aanvangsstadium vaker zien, hoorde ik herhaaldelijk, dat de „trap" zeldzaam is.

Daar evenwel dergelijke mededeelingen berusten op indrukken en niet op exacte tellingen, wil ik daaraan niet te veel waarde toekennen en liever zeggen, dat ik het niet weet ').

Beter en met meer zekerheid valt er te spreken over het verdere verloop. Ik beschik over 43 curven, waaruit dit kan worden nagegaan. Van deze 43 patienten wisten echter een zevental niet met voldoende zekerheid den aanvang der ziekte op te geven, zoodat bij deze het type der koorts wel bekend is, doch niet de duur.

Het is echter zeer moejelijk, van dit verdere verloop een algemeen beeld te geven, daar de koortscurven zeer sterk

l) Rogers. l.c.p. 116 zegt hiervan: „This stage especially differs „in India from the classical step-like rise. Only a few cases came „under my observation during the earliest period of the disease, but „out of six cases, admitted during the first two days of fever, none „showed a gradual rise of temperature''.

p. 117. „Out of the last 58 cases in which the history was care„fully recorded, in no less than 30 a sudden onset was noted".