Vertrouwbare data omtrent prodromale verschijnselen heb ik slechts in enkele gevallen kunnen krijgen, zoodat ik daarop liever niet inga.

Rigor. Natuurlijk kwamen lang niet alle lijders op den eersten ziektedag onder behandeling, zoodat bij verreweg de meesten de eerste verschijnselen niet door mij persoonlijk zijn waargenomen. Uit de ziektegeschiedenissen blijkt evenwel, dat niet minder dan 5 Europeanen en 4 Inlanders bij het opnemen der anamnese hebben opgegeven, dat de ziekte duidelijk met koude rillingen was begonnen, die zich bij enkelen meermalen zouden hebben herhaald. Ik weet uit den aard der zaak niet, of zich aan die huiveringen direct hooge koorts heeft aangesloten. Bedoelde patiënten vertoonden, toen zij onder behandeling kwamen, allen een remitteerend koortstype. Ik geloof echter niet, dat aan de genoemde anamnestische bijzonderheid veel waarde is toe te kennen; zeer zeker mag er niet uit worden afgeleid, dat in Indië ruim 20°/0 der gevallen van typhus met koude rillingen begint. Integendeel; de ervaring bij patiënten met hoogere intellectueele ontwikkeling heeft mij geleerd, dat een initiale rigor bij typhus bepaald tot de uitzonderingen behoort. Zij komt evenwel zeker voor, ook bij volwassenen; mij zijn twee gevallen bekend, waarbij absoluut zeker een typhoïd met een flinke koude rilling is begonnen ').

Temperatuur. Een zeer belangrijk punt, waarbij wij iets langer moeten stilstaan, is het koortsverloop.

Handelen wij eerst even den koortsduur af, dan komen wij, de recidieven niet mederekenend, tot de volgende cijfers: 2)

') ROGERS, 1. c. p. 117. „Out of the last 58 cases . . . in 23 . . . „rigors were said to have preceded the rise of temperature''.

Van der Scheer, Gen. tijdschr. v. N. 1. deel 34 blz. 534: „van 22 gevallen begonnen er 10 met lichte huiveringen, 1 met koude rillingen".

-) Natuurlijk is hier alleen rekening gehcuden met die patiënten, die het begin hunner ziekte met voldoende nauwkeurigheid konden opgeven.