dan zien wij inderdaad, dat van de 14 Inlandsche militairen 2 zijn gestorven (14 °/0), terwijl er van de 8 Inlandsche particulieren 4 zijn oveileden (50°/0). Die bijna vier maal zoo groote mortaliteit bij de laatste categorie is geheel te wijten aan den deplorabelen toestand, waarin deze lijders werden opgenomen; wij kunnen dus veilig zeggen, dat onze sterftecijfers abnormaal hoog zijn en dat zij niet kunnen dienen voor het bepalen van een gemiddelde mortaliteit.
Zelf bezit ik geen andere gegevens.
Dr de Vogel schrijft in zijn rapport het volgende: „De mortaliteit was onder de Europeanen hier minder dan in "Europa, hier 5°/o tegen 9°/0 in Europa. Onder de Chineezen " 12°/o der onder observatie gekomenen, onder de Inlanders iets "meer dan 228/0". Dit laatste cijfer acht Dr. de Vogel echter te hoog. Hij schrijft: „Dit laatste mag echter geen waarde in de schaal leggen voor een mortaliteitsberekening van "typhus in Indië. Het wijst er slechts op, dat alleen de "zware gevallen bij de Inlanders onder onze behandeling "komen". Zeer terecht knoopt Dr. de Vogel hieraan vast: "üe gegevens leiden dus langs verschillende wegen naar "één punt, en dat is alweer een groote typhusmorbideit "onder de'bevolking, zoo groot, dat de overheid zich niet "aan een ernstige bestrijding dezer ziekte zal kunnen onttrekken".
De gegevens voor de beschrijving der klinische verschijnselen zal ik putten uit de ziektegeschiedenissen van 52 gevallen; 49 daarvan zijn verpleegd 'in het hospitaal alhier en door mij op de cursuszaal persoonlijk/waargenomen; van de drie overige dank ik de nadere gegevens aan verschillende medici ter plaatse. Met de consultatieve practijk wordt verder bij deze analyse geen rekening gehouden, omdat deze gevallen door mij slechts een of tweemaal werden gezien, en ik niet over verdere gegevens kan
beschikken.