telijke ziekten, waarvan mededeeling geeisclit wordt. Ik kom hierop aanstonds nog terug.

Het geldt hier een zaak van groote beteekenis. Wanneer, wat voor heel Indië wordt vermoed, en wat, dank zij het initiatief van Dr. de Vogel, gelijk wij direct zullen zien, voor Semarang bewezen is, typhus hier een groote plaats inneemt in de morbiditeits- en mortaliteitscijfers, dan is het van groot gewicht, den omvang van het kwaad te kennen, zoodat het zeker aanbeveling verdient, typhus overal te doen opnemen onder de besmettelijke ziekten, waarvoor aangifte verplicht is. Hieraan zouden niet dadelijk nadere consequenties behoeven te worden verbonden, die storend zouden werken op gezin of bedrijf, zooals dat b. v. voor pokken geschiedt. Er is administratief niets tegen, om typhus niet op één lijn te stellen met andere officieel besmettelijke ziekten. Ook thans worden deze niet alle over één kam geschoren. Terwijl b. v. voor pest zeer strenge maatregelen zijn voorgeschreven, worden lijders aan lepra, welke laatste ook officieel besmettelijk is verklaard, absoluut vrijgelaten, en zijn voor pokken, aziatische cholera en diphtheritis in beperkte mate dwangbepalingen in het leven geroepen.

Wordt typhus abdominalis opgenomen onder de besmettelijke ziekten, waarvoor aangifte verplicht is, en wordt aan de uitvoering van deze bepaling de hand gehouden, dan zal men daardoor leeren kennen het aantal behandelde typhuslijders, de maanden, waarin de ziekte zich het meest voordoet, de verdeeling over geslacht en leeftijd en de wijken, waar zij het sterkst heerscht, alsook de verdeeling over verschillende jaren. Dit alles zou niet alleen van groot belang zijn voor de kennis der ziekte zelf, maar er zouden ook gegevens uit geput kunnen worden, die ons den weg konden wijzen voor de te nemen maatregelen

ter bestrijding.

Te Semarang was men, gelijk ik reeds zeide, in gunstiger