Ook ten opzichte van het tweede punt is het moeielijk, zekerheid te verkrijgen. De wijze, waarop Le ÖANTECzijn meening uitdrukt, dat namelijk typhus in de gematigde klimaten „ordinairement classique et rarement atypique" verloopt, is zeker niet juist. Dit blijkt b. v. zeer duidelijk uit een voordracht, die in 1903 door Ewald ') gehouden is en uit de daarop gevolgde discussie 2), waarin juist het veelvuldig voorkomen van atypische typhi wordt betoogd. (Deze opinie houdt geen verband met de verbeterde diagnostiek der laatste jaren, daar Ewald gevallen bespreekt uit den tijd, toen de reactie van Widal nog niet bestond).

M.i. doet men daarom verstandiger met te zeggen, dat, afgezien van de wijze, waarop typhus zich in de koele klimaten gedraagt, deze ziekte in de tropen zeer dikwijls hoogst belangrijke afwijkingen vertoont van het klassieke beeld. Zoo geformuleerd, is de opmerking ongetwijfeld juist en kan ook daarin gedeeltelijk een verklaring worden gevonden voor het ontkennen van het voorkomen. Ik weet niet, hoe tegenwoordig typhus aan onze universiteiten wordt gedoceerd, maar wel weet ik, dat in mijn tijd nog angstvallig werd vastgehouden aan tal van diagnostica, waarvan wij thans nog wel de groote waarde erkennen, maar waarvan wij nu weten, dat zij lang niet constant worden aangetroffen. Ik vermoed, dat onze voorgangers in Indië ook wel zullen zijn opgevoed in de leer van de typische temperatuurcurve en van het karakteristieke ziektebeeld, en ik kan mij best voorstellen, dat zij, daaraan vasthoudende, hier zelden of nooit typhus mochten diagnosticeeren, en dat zij dus ook niet aan het voorkomen ervan geloofden.

Dat typhus in Indië voorkomt, zal nu wel geen nader betoog meer behoeven. Vragen, die zich daaraan van zelf aan-

*) Berl. kl. Wochenschr. 1903, nos. 4/5. ») Ibid. 1903.