een bacterie, die hij op grond van cultuurproeven voor bacillus typhi hield. De kenmerken, waaraan deze diagnose moest worden getoetst, waren echter in dien tijd nog zoo onvolledig, dat wij thans mogen betwijfelen, of bij die gelegenheid inderdaad de typhusbacil is gekweekt. In 1893 evenwel verkreeg Eijkman ') typische culturen, die alle karakteristieke eigenschappen vertoonden, zoodat van af dit jaar het voorkomen van typhus in deze gewesten ook bacteriologisch vaststaat.

In datzelfde jaar gaf van der Scheer 2) een uitvoerige beschrijving der symptomatologie naar aanleiding van een twintigtal door hem behandelde gevallen, welke hij in 1894 3) nog nader uitwerkte.

Ook na dien tijd zijn er nog weer herhaaldelijk gevallen van typhoïd in het Geneeskundig Tijdschrift voor NederlandschIndië beschreven. Toch werd het oude dwaalbegrip niet geheel uitgeroeid, gelijk moge blijken uit het volgende: In 1902 zag ik in consult met een collega ter plaatse een dame met typisch typhoïd, waarbij de diagnose door een sterk positieve reactie van Widal werd bevestigd. Eenige weken daarna sprak haar echtgenoot toevallig een ander collega, die hier reeds een paar jaar practiseerde, en die hem vroeg, wat zijn vrouw had gescheeld. Toen de maritus daarop zeide, dat zij typhus had gehad, kreeg hij ten antwoord, dat dat onmogelijk was, want dat typhus hier absoluut nooit voorkwam!

Men ziet hieruit al weer eens, hoe moeielijk het is, oude vooroordeelen te overwinnen.

Het loont misschien de moeite, eens na te gaan, waaraan het is toe te schrijven, dat deze meening in de tropen zoo vast ingeworteld was.

Martin 4) zegt hiervan:

') Eijkman, Gen. Tijdschr. v. N. I. deel 33 blz. 340.

2) ibid. deel 33 blz. 321.

8) Gen. Tijdschr. v. N. I. deel 34 blz. 535.

4) Martin in Mense's Handbych der Tropenkrankh. Bd. 2, 1905 S. 366.